Goesting, ongetwijfeld één van de mooiste woorden uit onze Nederlandse taal. Het is afgeleid via het Oudfranse woord ‘goust’ van het Latijnse ‘gustus’ en betekent ‘smaak’ of ‘zin’.
Goesting krijgen voor iets begint vooral bij jezelf. Bernardus van Clairvaux had dit lang geleden al door wanneer hij schrijft over de mensen als waterbekken van de liefde. “Een waterbekken deelt uit van eigen volheid terwijl het zelf gevuld blijft. Liefde vloeit over. Ze houdt voor zichzelf wat ze zelf nodig heeft. En wat ze heeft wil ze in overvloed hebben, om rijk te kunnen zijn, ook voor anderen. Je leeg laten lopen is niet wat liefde vraagt. Vul eerst jezelf zoveel dat je overvloeit naar anderen. Dan zal ik graag genieten van jouw overvloed.” Je moet dus vol zijn van liefde om liefde te kunnen geven aan anderen. En laat dat nu ook zo zijn met goesting. Je moet eerst helemaal vol zijn van datgene waar je warm voor loopt, wat zin geeft aan je leven en wat van jou een smakelijk mens maakt. Het is maar dan dat je ook iets van die goesting kan uitstralen naar anderen. Het is maar dan dat er een vonk van vurig verlangen kan overslaan. Goesting maakt dat we mensen zijn die barstensvol energie zitten en dat er uit ons een stroom kan vloeien die anderen in ons enthousiasme kan meenemen. Het zit binnen in ons en het is iets dat we niet echt kunnen tegenhouden. Je kan dat ook geestdrift of gedrevenheid noemen.
Goesting in meer, om meer te doen. Een surplus, een extra te willen zijn voor anderen, de samenleving, de school, je sportclub of binnen je gezin. Meer doen voor de ander, niet omdat het moet of aanvoelt als een verplichting, maar gewoon omdat je het echt graag wilt doen.
Goesting in Meer, in dat wat ons overstijgt. Het is stilstaan bij het wonderbaarlijke dat rondom ons elke dag kan gebeuren of op momenten dat het leven zich wel heel krachtig aan je opdringt: in liefde, verdriet en hoop. Het is dan dat we iets mogen ervaren van die liefdevolle God wiens liefde ook naar ons toe overstroomt.
De deuren sluiten voor liefde uit angst. Daarin zijn de apostelen ons voorgegaan. Na Pasen waren ze radeloos. Ze vroegen zich af wie ze waren, nu zonder Hem. Als antwoord ontvingen ze de Geest, een soort van hernieuwde goesting in het leven. De Geest die hen steeds weer hetzelfde zei: “Gij zijt Gods geliefden, ga nu maar, Ik laat jullie nooit alleen.”